Vers

of is er één merel die zoveel lawaai maakt bij het wakker worden en of staan de takken zo roerloos en doven helderste sterren en wat is het dat daartussen zweeft en hangt en dobbert en botst? Wat bevindt zich onzichtbaar van merel tot boom tot ster? Onzichtbaar gestippel. Beblazen gestippel maar wat door wie? Leeg, zegt men. Merel in nok, boom, ster, zegt men en verder niets.  Men zegt: ik zie boom, ik zie ster. Wat houdt op waar tak begint en wat wisselt zachtjes uit met tak maar toch: daar begint tak. Wat bereikt schors van kleinste twijgje, wat reikt moeiteloos tot daar? Wat komt omringen, wat doordringt? Omgeeft, geeft mee? Wat is daar altijd in weer en wind, wat verbindt nok en boom en ster en men zegt: Ik zie niets. Wat botst en schommelt zo zacht en men zegt: Ik hoor niets. Hoofd van wie zojuist is wakker geworden kan niet bevatten, moet zich inprenten en inprenten. Vagelijk zoiets als: ze strekt arm uit en die wordt gedragen. Vagelijk zoiets als: ze staat op en beweegt zich wadend, maakt in zijn keuken koffie.
(uit Of sluipt er een vos langs nesten)